Trouw - Podium, woensdag 18 april 2007

Zo loopt scheiding vanzelf uit op ruzie

Peter Prinsen, oud-advocaat

In de echtscheidingswet draait alles om het ’belang van het kind’. Dat klinkt mooi, maar werkt averechts.


Stel liever ’vrede tussen ouders’ centraal in de wet


Er gaat van alles veranderen rond echtscheiding. Als de Kamer vandaag akkoord gaat, wordt de flitsscheiding binnenkort afgeschaft, moeten ouders bij scheiding een ouderschapsplan opstellen met afspraken over de kinderen en kunnen rechters ouders doorsturen naar een bemiddelaar.

De nieuwe echtscheidingswet moet ook zorgen dat ouders na scheiding hun ’ouderschap’ behouden. Maar juist dat zal niet werken.

Per jaar krijgen ruim 60.000 kinderen te maken met scheiding van hun ouders. De helft raakt daarbij het contact met een van de ouders kwijt. Het ontwricht honderdduizend levens. Scheiding is voor kinderen vaak een levensles van de ergste soort.

Is het terecht de ouders de schuld te geven? De problematiek lijkt maatschappelijk even onaanvaardbaar als onoplosbaar. Een stroom van overheidsinitiatieven heeft dat in de afgelopen decennia niet kunnen veranderen.

Het is goed dat er in de nieuwe wet meer aandacht komt voor bemiddeling. Daar kunnen scheidende ouders veel baat bij hebben. Toch zal het merendeel van de scheidende ouders argeloos blijven belanden in de beruchte conflictspiraal. Het probleem is dat de wet zélf die conflicten voor hen in petto heeft.

De huidige wetgeving is gebaseerd op het ’belang van het kind’. Maar juist daardoor kunnen procedures tussen ouders gemakkelijk ontaarden in een onbeheersbare twist over wie daar het meest geschikt voor is. ’Vrede tussen de scheidende ouders’ zou een veel beter uitgangspunt zijn. Dan pas is er echt ruimte voor behartiging van de belangen van hun kind.

Vaders en moeders zijn de onvervangbare natuurlijke belangenbehartigers van hun kinderen. Ouders die opkomen tegen onevenredige inbreuken op hun ouderschap verdienen respect. Hun zaak is legitiem. Ouderlijke zorg voor het kind is een genetisch gewortelde drijfveer, een erkend mensenrecht. Vanuit het perspectief van het kind geldt omgekeerd hetzelfde. Dat vindt formele erkenning in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

Een echtscheiding kan radicaal fout gaan door rechtspsychologische mechanismen. Te ver gaande overheidsbemoeienis kan voor ouders zeer bedreigend zijn. Rechtszekerheid blijkt opeens een illusie. Door de tirannie van het – als maakbaar opgevatte – ’belang van het kind’ krijgen ouders het gevoel te moeten bewijzen dat ze een goede opvoeder zijn, of een betere opvoeder dan de ander. Zij staan voor het dilemma: samenwerken of strijden om het kind niet te verliezen aan de andere ouder. Rechtszekerheid zou strijd onnodig maken, maar die is er niet. Dan komt het slechtste in de mens naar boven.

Het ’belang van het kind’ heet centraal te staan in het recht. Impliciet wordt hiermee aan de ouders rechtszekerheid onthouden: alleen het kind telt, aan ouders heeft het recht geen boodschap. Het recht denkt anders dan ouders. Hun bedoelingen, eerlijk of oneerlijk, doen er niet toe. Hun geschil wordt niet opgelost. Geen wonder dat vaak een spiraal van machinatie en eigenrichting het gevolg is.

Rechters en mediators houden scheidende ouders voor dat zij hun conflict als partners niet moeten uitbreiden tot een conflict als ouders. Maar doordat de wet het belang van het kind centraal stelt worden de ouders juist in die verkeerde richting gestuurd. Centraal stellen van het belang van het kind maakt het kind, paradoxaal genoeg, van oogappel tot twistappel.

Een nieuw scheidingsrecht moet mikken op de vrede tussen de ouders. Want dàt is pas echt in het belang van het kind. Het gaat om rechtszekerheid en gelijkwaardigheid. In zo’n wet past geen verkapte ontheffing van of ontzetting uit het ouderlijk gezag of beperking daarvan, iets wat eufemistisch ’omgangsregeling’ of ’hoofdverblijf’ heet. Ban ze uit het echtscheidingsrecht. En stop met diepgravende onderzoeken naar het belang van het kind.

De wet moet de rechter geen ruimte geven om tussen de ouders, advocaten of Kinderbescherming een twist over het kind te laten ontstaan. Bij scheiding hoort het slechts te gaan om agendakwesties en zakelijke opvoedingsgeschillen, bijvoorbeeld schoolkeuze; niet over (dis-) kwalificatie van de ene of de andere ouder.

Gelijkwaardigheid van de ouders moet norm worden. Dus: gelijk verdeeld co-ouderschap, geen ’hoofdverblijf’ bij één der ouders, afwijken van het ouderschapsplan alleen op zakelijke gronden, Wie zegt niet te kunnen samenwerken met de andere ouder kan niet de ander, maar slechts zichzelf laten ontheffen van het ouderschap. En als een van de ouders het kind toch probeert te onttrekken aan de andere ouder, is dat een zaak voor de politie. die even streng is tegen moeders als tegen vaders. Kinderbescherming en de bijzondere curator horen niet bij echtscheiding. Dat speelt de ouders tegen elkaar uit.

En als een ouder echt niet deugt? Dan is er de gewone maatregel van kinderbescherming. Met scheiding heeft dat namelijk helemaal niets te maken.