Oudernetwerk Gelderland
Ede, 29 januari 2011
A.C.Quik-Schuijt
De Term Waarheidsvinding:
Advies: zoek naar een andere term. Waarheidsvinding is
In de jeugdzorg gaat het om iets anders .
Een mevrouw zegt in het filmpje van Omroep Gelderland: je mag alleen in een dossier zetten dat iemand pedagogisch onmachtig is als je het hebt bewezen.
De openingszin van de reportage luidde:
“Te vaak worden kinderen uit huis geplaatst door fouten of onwaarheden in dossiers”.
Quick-Schuijt gebruikt de stropop ’pedagogische onmacht’ (een mening) om het protest tegen verzonnen of ongecontroleerde feiten te ontwijken.
‘Pedagogische onbekwaamheid’ is
2 vragen: 1. Hoe bewijs je pedagogische onmacht en 2. Wat moet jeugdzorg doen als het sluitende bewijs van onmacht niet geleverd kan worden maar er toch een sterk gevoel is dat het kind niet gedijt in het gezin.
Ik begin bij het 2e: sluitend bewijs kan niet geleverd worden maar Jeugdzorg ( ik zeg het maar even algemeen) heeft toch een niet pluis gevoel, een onderbuik gevoel dat het niet goed zit met dit kind in dit gezin. We hebben bij Savanna gezien dat het niet-handelen achteraf door heel Nederland sterk wordt veroordeeld.
Wŕs er maar gedaan aan waarheidsvinding in plaats van onprofessioneel pluis-of-niet-pluis gevoel. Dan had Savanna nog geleefd:
Uit het handboek Deltamethode, pag. 8:
“… Dit pleidooi [voor nieuwe methoden in de jeugdzorg, PP] kreeg een extra lading toen in medio 2004 de samenleving opnieuw werd opgeschrikt door een jeugdbeschermingdrama: de onder toezicht gestelde peuter Savanna overleed door ondervoeding en mishandeling. Er werd ernstig betwijfeld of het een goede beslissing was geweest het meisje terug bij haar moeder te plaatsen. Bovendien bleek al snel dat bepaalde risico’s waaraan het meisje bloot stond, onvoldoende bij het Bureau Jeugdzorg bekend waren.”
Toch heeft die gezinsvoogd uitzonderlijk veel geďnvesteerd in dit gezin , ik heb het hele inspectierapport gelezen en zou mijn handen samenknijpen als alle gezinsvoogden zo actief en positief betrokken waren bij hun gezinnen als zij was.
Maar er was geen bewijs, de waarheid was niet te vinden .
Er lagen genoeg rapporten, er was genoeg overlegd met andere bij het gezin betrokken hulpverleners- en daarmee kom ik bij het eerste: hoe lever je als jeugdzorg het bewijs van pedagogische onmacht?
Die mevrouw in dat filmpje zegt dat er dan een pedagogisch/psychologisch onderzoek moet zijn.
“Mag je zomaar zonder enig onderzoek iemand als pedagogisch onmachtig bestempelen?”
Nee, natuurlijk niet, en daarop maakte zij bezwaar dat dat inderdaad tňch gebeurt, zonder enig onderzoek.
mag Jeugdzorg zomaar ouders beschuldigen en welbewust onwaarheden aan de rechter voorleggen?
Ik weet zeker dat, als dat er geweest was, de kritiek zou zijn geweest: hoe kan die pedagoog nou, op grond van een of twee observaties, zulke vergaande conclusies trekken. De kritiek is dan: observatie moeder/kind interactie geeft de werkelijkheid niet weer want: vreemde omgeving/ kind had net die ochtend koorts, ik, moeder was heel zenuwachtig etc…..
Conclusie: pedagogische onmacht is niet met wiskundige zekerheid te bewijzen en toch moet jeugdzorg handelen, want Savanna is wel dood.
Dat Savanna nu dood is, is juist een gevolg van de pluis-of-niet-pluis-doctrine die Quick-Schuijt verdedigt.
Nu zijn er in die zaak wel fouten gemaakt, en daar gaan we het dan over hebben, maar niet op het gebied van waarheidsvinding .
Waarheidsvinding vindt plaats in het strafrecht en daar willen U en ik het niet over hebben .
Dat we het niet over waarheidsvinding in het strafrecht willen hebben wil niet zeggen dat we het niet over waarheidsvinding in het jeugdrecht hoeven te hebben.
Een kind wordt niet uithuis gehaald om ouders te straffen , maar, integendeel, om ouders te helpen, want, dat iedere ouder het beste wil voor zijn kind, dat staat voor mij als een paal boven water.
Het doel van iedere uithuisplaatsing is dan ook zo spoedige mogelijke hereniging van ouders en kind. Maar…… het belang van het kind is, bij iedere beslissing, de eerste overweging: zo staat het in art. 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Ik adviseer U dus met klem om onder een andere noemer Uw campagne te voeren, want waarheidsvinding wekt weerstand bij mensen die iets van jeugdzorg afweten .
Ik weet dat ook de politiek zich van die term bedient, en dat zijn dan ook degenen die niet weten waar het over gaat in de jeugdzorg. U zult de SP niet over waarheidsvinding horen, Nine Kooiman die deze zaken in Tweede Kamer behandelt is zelf gezinsvoogd geweest en haar voorganger Marianne Langkamp was pedagoog.
Door fouten in het dossier worden kinderen uithuisgeplaatst
Dat hoor ik in het filmpje. Het gaat over gedwongen uithuisplaatsing, dus over kinderen die onder toezicht van de kinderrechter staan. Ik mag toch werkelijk hopen dat het zo niet elkaar steekt .
Die kinderrechter leest een dossier en praat vervolgens op de zitting met alle betrokkenen. Er worden fouten gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en door Bureau Jeugdzorg (BJZ). Ik heb ouders dat in 33 jaar werk als kinderrechter vaak horen noemen. Vaak gaat het over zaken waar ouders zich enorm over opwinden maar die voor mij, als kinderrechter, met het oog op de beslissing die ik moest nemen, volstrekt irrelevant waren.
Ik denk dat mensen, in hun ellende, want dat is een verzoek tot UHP, zich vast bijten in concrete feitelijke foutjes omdat zij zich niet kunnen verweren tegen de hele strekking van het rapport, nl dat het niet goed gaat met het kind in de thuissituatie. Ik heb het over klachten dat geboorte data verkeerd zijn vermeld, de volgorde in de voorgeschiedenis niet klopt, dingen die in de voorgeschiedenis staan niet meer kloppen, over de vraag of de vader op een avond gemiddeld 3 of gemiddeld 4 flesjes bier drinkt, of dat moeder gemiddeld 3 of gemiddeld 4 keer in de week met de kinderen bij haar nieuwe vriend zit. Als ouders klagen over dit soort dingen verander ik dat in het rapport in de kantlijn. Het gaat dan over fouten die in wezen de beslissing niet beďnvloeden . Dat neemt niet weg dat werkers in de jeugdzorg zich steeds moeten realiseren dat zij bezig zijn met zaken die diep ingrijpen in de levens van mensen en dat je daarom niet zorgvuldig genoeg kunt zijn.
De klachten in de reportage gaan helemaal niet over onbetekenende feitelijkheden maar om essentiële (on)waarheden:
Maar nu de zaken die er wel toe doen, b.v de vraag hoe vaak het kind te laat, of zonder brood, of te koud gekleed op school komt. Of de vraag hoe vaak het kind ziek word gemeld of de vraag of het dan echt ziek is. Dit zijn zaken die er toe doen een daar mag geen misverstand over zijn.
De reportage gaat niet over ‘hoe vaak te laat’ maar over aperte onwaarheden, tegen beter weten in, misleiding van de rechter of hoe men het ook noemen wil.
De RvdK hoort informanten, stuurt hen het concept van hun informatie toe ter fiattering. Als dus de Raad schrijft dat Dhr Jansen, leerkracht van groep 5 en bij wie het kind in de klas zit, vermeldt dat het kind regelmatig, ongeveer 1x per week, te laat op school komt dan mag de rechter aannemen dat dat klopt. Het zelfde geldt voor het verhaal dat het kind uitzonderlijk vaak ziek wordt gemeld, dan wil ik weten wat “uitzonderlijk vaak” is en dan wil ik ook weten of de huisarts daarvan op de hoogte is en wat diens indruk is. Dat moet gecheckt worden .
Als een gezinsvoogd schrijft dat het kind erg druk is en totaal niet luistert naar de ouders dan wil ik weten: hoe is dat kind op school en wat zegt de huisarts over dat druk zijn. Ik heb een gezinsvoogd eens letterlijk op de zitting horen zeggen: ik ga dat niet na bij school of de huisarts want ik ben de deskundige en ik ga af op mijn eigen bevindingen! Ik was witheet. Ik wil als rechter beschikken over alle, maar dan ook alle voorhanden zijnde informatie voordat ik een kind uithuis plaats.
De rechter moet niet witheet worden; ze moet het verzoek van de gezinsvoogd afwijzen. Zó werkt de Rechtspraak.
De rechter verwerft slechts gezag door de directe pragmatiek van de uitspraak. Door niets anders.
Een rechter die "witheet" wordt en loze en gemakkelijk te omzeilen dreigementen rondslingert is een "muis die brulde". Jeugdzorg heeft daar lak aan.
“In de eerste helft van de vorige eeuw was de toenmalige Voogdijraad uitgegroeid tot een door ouders intens gehate institutie. De volksmond sprak van "Kinderdief". In 1954 heette het in de wet tot reorganisatie van de Voogdijraden, in parlementair understatement: "dat een wijziging van de naam wel wenselijk is, al ware het slechts, omdat de naam "voogdijraad" bij het publiek langzamerhand een minder gunstige klank gekregen heeft, hetgeen aan het werk van de raad niet ten goede komt". De cynische remedie: de naam ‘Voogdijraden’ werd gewijzigd in ‘Raden voor de Kinderbescherming’.”
De verhouding van ouders met gezinsvoogden was niet anders dan nu. Alleen de bureaucratische macht van Jeugdzorg is in 1995 enorm toegenomen
Als je de eindverantwoordelijkheid hebt, dan moet je soms een onpopulaire maatregel nemen. Voor een uithuisplaatsing bleef machtiging van de kinderrechter nodig maar het initiatief kwam bij de gezinsvoogd te liggen, daar waar de gezinsvoogd voorheen graag zei: het gaat niet zo goed met Jantje, ik vraag me af wat er moet gebeuren, misschien een andere school , maar misschien ook naar een tehuis voor een tijdje. Laten we het aan de kinderrechter voorleggen.
De kinderrechter nam de beslissing en de gezinsvoogd kon verder met zijn cliënt. Toen de verantwoordelijkheid formeel bij de gezinsvoogd kwam te liggen zijn er trainingen ontwikkeld om gezinsvoogden te leren “autoriteit”uit te stralen. De nadruk werd daarbij op hun professionaliteit gelegd. En het doel werd daarmee vaak voorbij geschoten.
Op grond waarvan worden kinderen dan wel uithuisgeplaatst?
Dat is een van Uw vragen n.a.v. Sharon. Bij mishandeling denken mensen vaak aan fysieke mishandeling. Ik wil daar wel op ingaan, maar bij de meeste uithuisplaatsingen gaat het niet of niet in de eerste plaats om klappen of duwen waardoor kind tegen de muur valt, of van de trap of van de aankleedtafel. Kinderartsen kunnen i.h.a. goed aangeven of er bij blauwe plekken of breuken sprake lijkt te zijn van mishandeling.
Er is dan nader onderzoek nodig.
Wel een VOTS maar geen spoed-UHP! Die kent de wet niet.
Een UHP kan pas na zorgvuldig onderzoek en daarvoor kan een VOTS (=extra toezicht in de thuissituatie) nodig zijn.
Is de hier beschreven procedure in Sharon’s geval nu wel of niet gevolgd?
Het gaat echter meestal om emotionele verwaarlozing die vele vormen kan aannemen.
U stelt vragen n.a.v. de zaak Sharon, ik weet veel te weinig om te kunnen oordelen. Ik vermoed dat medisch niet hard gemaakt is kunnen worden dat het kind fysiek is mishandeld. Ik vermoed dat de Raad, voornamelijk uit de eigen verhalen van de ouders hun pedagogische onmacht heeft opgemaakt. En dat is echt niet altijd heel moeilijk .
Als een ouder over zijn 2-jarige peuter vertelt dat hij overal aankomt en dan voor straf in de hoek moet staan dan weet je al genoeg. Dit is geen adequate reactie op het normale exploratieve gedrag van het kind. Deze ouder heeft dus pedagogische begeleiding nodig.
De in de reportage getoonde gevallen waren allesbehalve inadequaat reagerende ouders.
Moeilijk is meer: wat als die begeleiding niet aanslaat , b.v. omdat de ouders zwak begaafd zijn of verslaafd waardoor ze hun goede voornemens niet altijd ten uitvoer kunnen brengen. En wanneer is de situatie zo ernstig dat over uithuisplaatsing moet worden gedacht? Een duidelijke indicatie daarvoor is dat het kind een ontwikkelingsachterstand krijgt.
Eén conclusie uit het rapport van de Raad voor de veiligheid van Pieter van Vollenhoven is dat instanties wel dingen zien maar er vaak niets mee doen, geen goede risico inventarisatie en evaluatie maken a. omdat zij de verantwoordelijkheid van de ouders teveel laten prevaleren en b. omdat er geen of gebrekkige communicatie is tussen de verschillende spelers in het veld van de jeugdzorg, Daar moet verandering in komen.
Zie: Het Alibi van Jeugdzorg (Deze website)
Prof. Herman Baartman, Afscheidsrede Over de hoeksteen en kindermishandeling als toetssteen, pag. 6, 31 mei 2005:
“De kinderrechters en de hoofdinspecteur stellen een ideologie aan de kaak, die rechten van ouders zou laten prevaleren boven rechten van kinderen. […]
De Jeugdzorg zou nu eindelijk maar eens moeten kiezen: niet meer voor de rechten van ouders, maar voor de rechten van het kind. Maar zo liggen de tegenstellingen niet.”
Prof. Herman Baartman. In perspectief N°4 - juni 2005:
“Naar aanleiding van Savanna’s dood is door de minister van Justitie, de staatssecretaris van VWS, kinderrechters en tal van andere functionarissen gezegd dat “het roer om moet”, dat voortaan het belang van het kind voorop moet staan.
Daarmee suggereerden zij al dan niet in zoveel woorden dat voorheen een ander belang - dat van de ouders - voorop heeft gestaan.
Los van mijn stelling dat het belang van een kind niet beter gediend kan zijn - mits voldaan wordt aan veiligheidseisen - dan met zo goed mogelijke hulp aan zijn ouders, lijkt mij dat er geen grond is voor die veronderstelling.”
Interview met Prof. Baartman n.a.v. een ACK symposium op 31 mei 2005 over kindermishandeling en politiek t.g.v. zijn afscheid als hoogleraar.
Professionaliteit en tuchtrecht
Gezinsvoogd zijn is een bijzonder zwaar vak. Dit vak staat eigenlijk nog in de kinderschoenen. Van de medische wereld kan de jeugdzorg veel leren. Professionalisering moet en tuchtrecht is een van de methoden om professionele standaarden te ontwikkelen. De strafrechtelijke vervolging van de gezinsvoogd van Savanna had m.i. niet mogen plaats vinden (wel ev. van BJZ) maar tuchtrecht is een waardevol instrument om de normen waaraan de beroepsgroep moet voldoen helder te krijgen. Een Cie (Kalsbeek) is al geruime tijd bezig met de professionele eisen die in de jeugdzorg gesteld moeten worden en daarmee samenhangend met een tuchtrecht. Ik hoop dat ze met een goed advies komt en dat de overheid dat ook waar gaat maken. Ik merk daarbij op, in de voetsporen van het eerder genoemde rapport van de onderzoeksraad voor veiligheid (van Vollenhoven) dat, “het tuchtrecht in de huidige omstandigheden geen geschikt instrument is aangezien de professionaliteit in de sector nog in de “ kinderschoenen”staat. Het tuchtrecht is gericht op individueel disfunctioneren; omringende professionals en instellingen blijven buiten beeld”. Ik denk dat van Vollenhoven cs hier wel een punt heeft.
Pleegzorg
Het filmpje van omroep Gelderland ging ook over een pleeggezin. Pleegzorg in ons land is ziek. Het “expertisecentrum kind in de pleegzorg” waar ik in zit krijgt heel veel meldingen van misstanden zoals het op 8-jarige leeftijd terugplaatsen van kinderen die vanaf de geboorte in een pleeggezin opgroeien. De moeder was ernstig verslaafd en dakloos.
De eerste jaren is er geen contact met moeder te krijgen. Als het kind 7 jr. is besluit moeder af te kicken, ze heeft een nieuwe vriend die herstel van het contact stimuleert, er komt omgang en al snel wordt door de (gezins)voogd besloten dat de omgang geďntensiveerd moet worden met het oog op terugplaatsing bij moeder. Zo’n beslissing miskent dat het kind gehecht is in het pleeggezin en dat terugplaatsing een ernstig trauma voor hem zal beteken. Miskent dat kind en pleegouders gezinsleven, family-life, hebben zoals dat gedefinieerd is in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Omdat de moeder ook gezinsleven heeft met het kind is het m.i. aan de rechter om de knoop door te hakken welk gezinsleven in dit geval prevaleert. Daarbij is, volgens art. 3 van het IVRK, het belang van het kind ( en niet dat van de ouders) leidend. Werkers in de jeugdzorg denken vaak dat een kind ALTIJD gebaat is bij terugplaatsing. Zij baseren zich daarbij op de Amerikaanse, uit Hongarije afkomstige, psychiater Nagy die erop gehamerd heeft dat ouders altijd van wezenlijk, existentieel belang zijn en blijven voor hun kinderen. Hij heeft daarbij nooit bedoeld dat het kind altijd weer bij zijn ouders moet gaan wonen, maar, door gebrek aan deskundigheid, wordt het vaak zo geďnterpreteerd in de jeugdzorg.
Een ander probleem is dat in de pleegzorg de lat hoger wordt gelegd dan bij eigen ouders. Dit speelt met name in netwerkgezinnen. Een kind dat komt uit een milieu waarin het niet vanzelfsprekend is om naar ouderavonden op school te gaan wordt bij een oom en tante geplaatst die goed voor het kind zorgen maar ook niet naar ouderavonden gaan. De gezinsvoogd wilde kind daar weghalen- er speelde overigens veel meer, dit is maar een voorbeeld- en de gezinsvoogd gaf daarbij aan dat, als pleegouders de eigen ouders waren geweest, er geen verzoek tot uithuisplaatsing zou zijn gedaan. De discussie is daarbij voor mij niet of je wel of niet de lat hoger moet leggen bij pleegouders- in beginsel wel- maar of het trauma van een nieuwe verwijdering uit een gezin niet ernstiger is dan het niveau van functioneren van het gezin. En dit zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden.
Ik denk dat ik nu alle door U gestelde vragen heb beantwoord.
Quick-Schuijt, Lezing Oudernetwerk Jeugdzorg Gelderland - Pagina 11 van 11