home
Terug: Alt-pijl links

Zou de rechtbank aan PAS-kinderen omgang met of verblijf bij de vervreemde ouder moeten opleggen?
Een vervolgstudie [Uittreksel en fragmenten] [i]

 

Oorspronkelijke titel: Should Courts Order PAS Children to Visit/Reside with the Alienated Parent? [Abstract and Excerpts]
http://www.rgardner.com/refs/ar8-excerpt.html

Richard A. Gardner. M.D.
©2001The American Journal of Forensic Psychology 19(3):61-106.

Vertaling: dr Th.M. Nieuwenhuizen en mr ir P.J.A. Prinsen (2004)


            Zouden rechters aan kinderen die het oudervervreemdingssyndroom vertonen (PAS, Parental Alienation Syndrome) omgang met of verblijf bij de vervreemde ouder moeten opleggen? Dit is een groot twistpunt tussen juridische en gedragswetenschappelijke beroepsbeoefenaren.

            Dit artikel beschrijft een studie naar 99 PAS-zaken waar de auteur rechtstreeks bij was betrokken, zaken waarin hij heeft geconcludeerd dat de rechter omgang met of hoofdverblijf bij de vervreemde ouder moet opleggen. Het onderzoeksresultaat in de  gevallen waarin een dergelijke beschikking werd uitgevoerd (N=22) zal worden vergeleken met de resultaten in de gevallen waarin de aanbeveling niet werd opgevolgd (N=77).

Hier volgt de definitie van het oudervervreemdingssyndroom (PAS, Parental Alienation Syndrome, ook wel vertaald met ouderverstotingssyndroom) die ik heb gebruikt sedert mijn eerste publicatie over de stoornis in 1985:

Het oudervervreemdingssyndroom (parental alienation syndrome) (PAS) is een stoornis die voorkomt hoofdzakelijk in het kader van geschillen rond de toewijzing van het ouderlijk gezag. De stoornis manifesteert zich vooral in de vorm van een houding van belastering van de ouder door het kind, een houding waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Het is het resultaat van een combinatie van een programmerende (hersenspoelende) indoctrinatie door een ouder en de eigen bijdrage van het kind zelf aan het belasteren van de ouder die het mikpunt is. Als er werkelijk sprake is van misbruik en/of verwaarlozing dan is de vijandigheid van het kind wellicht gerechtvaardigd en is de PAS-uitleg voor de vijandigheid van het kind niet van toepassing.

RESULTATEN

Bij 22 kinderen besliste de rechter tot wijziging van het gezag danwel beperking van het contact van het kind met de vervreemdende ouder. In al die gevallen deed zich een significante reductie of zelfs eliminatie van de PAS-symptomatologie voor. Dat betekent een 100 procent succes score.

Bij 77 kinderen besliste de rechter niet tot gezagswijziging of beperking van het contact van het kind met de verstotende ouder. In deze gevallen deed zich in 70 van de 77 gevallen (90,9 procent) een toename van de PAS-symptomatologie voor. Slechts in 7 gevallen (9,1 procent) in deze groep, waarin het hoofdverblijf niet werd gewijzigd, trad spontane verbetering in. Gezagswijziging en/of beperking van de contacten van het kind met de verstotende ouder bleek samen te gaan met een reductie in PAS-symptomatologie (§2(df=1)=68.28, p.<.001). Deze resultaten zijn samengevat in tabel 3. Deze uitkomsten zijn consistent met de uitkomsten van 3 eerdere studies waarnaar verwezen wordt(34, 35, 36).

DISCUSSIE

Deze studie bevestigt mijn eerdere waarneming dat de krachtigste therapeutische maatregel voor PAS-kinderen bestaat uit reductie van hun contacten met de vervreemdende ouder. In sommige gevallen vereist deze reductie gezagswijziging. In andere gevallen volstaat relatieve reductie van de toegang van de vervreemdende ouder tot het kind. En alleen de rechter heeft de macht om een dergelijke beperking van de toegang te effectueren. Dit principe is gelijk aan dat wat toegepast wordt bij de behandeling van patienten die geďndoctrineerd zijn door een secte. Alvorens men tot behandeling kan overgaan moet men de omgang met de secteleider reduceren of geheel elimineren. Terwijl men in het geval van een secteslachtoffer volledige verwijdering uit de secte kan trachten te bereiken, is de volledige verwijdering van het kind uit de sfeer van zijn ouder een heel andere kwestie. In de meeste gevallen heeft de indoctrinerende ouder nog altijd een in psychologisch opzicht positieve waarde voor het kind, ondanks het feit dat het kind tegelijk geprogrammeerd wordt. Het element van omgangsbeperking met de programmerende ouder is dan ook bij PAS-kinderen niet zo triviaal als bij secteslachtoffers.

Het onderzoek geeft ook concrete bevestiging van mijn eerdere waarneming dat de binding die het kind heeft met de vervreemde ouder in potentie de krachtigste preventie vormt voor het syndroom en in veel gevallen een krachtig tegengif is tegen PAS-symptomatologie.

Het onderzoek bevestigt eveneens mijn eerdere waarneming dat traditionele therapie weinig tot geen waarde heeft voor het overgrote deel van de PAS-kinderen. In feite maakt die therapie de situatie meestal erger, omdat traditionele therapeuten normaliter juist het tegenovergestelde doen van wat PAS-kinderen nodig hebben.

Het is van belang op te merken dat de 7 gevallen waarin de kinderen vermindering van PAS-symptomatologie vertoonden, ondanks de weigering van de rechter de contacten van de verstotende ouder met het kind te verminderen, gevallen waren waarin de kinderen ouder dan tien waren en zodoende cognitief in staat waren besef te hebben van het programmeringsproces. Bovendien waren er in die gevallen door de vervreemdende ouder patronen vertoond die de verzoening van het kind met de verstoten ouder bevorderden. Verwaarlozing en zelfs misbruik door de vervreemdende ouder (zaak nr. 96 was het meest dramatische voorbeeld van dat misbruik) droegen in die gevallen bij aan de verzoening van het kind met de verstoten ouder. Alhoewel 7 gevallen redelijkerwijs niet beschouwd kunnen worden als dwingend bewijs mag de waarneming niet onvermeld blijven. De lezer mag echter niet concluderen dat dit een voor de hand liggende mogelijkheid is. We moeten bedenken dat dit plaatsvond in slechts 9.1 procent van de 77 zaken waarin de rechter het gezag en de contacten tussen kind en vervreemdende ouder ongewijzigd liet. Dit getal moet gelegd worden naast de 100 procent succesgevallen waarin PAS-kinderen onder het gezag werden geplaatst van de vervreemde ouder en/of waarin er significante beperkingen werden opgelegd aan het contact van de vervreemdende ouder met het kind.

 

PAS SYMPTOMEN
VERMINDERD
OF VERDWENEN

PAS SYMPTOMEN
NIET VERMINDERD OF VERDWENEN

N

GEZAG GEWIJZIGD OF ALIENATOR'S ACCESS BEPERKT

22

0

22

GEZAG NIET GEWIJZIGD
OR ALIENATOR'S ACCESS
NIET BEPERKT

7

70

77

N

29

70

99

PAS Symptomen als Functie van Alienator’s Access
Tabel



[i]  Volledig artikel: Richard A. Gardner. M.D,  Should Courts Order PAS Children to Visit/Reside with the Alienated Parent? A Follow-up Study, The American Journal of Forensic Psychology 19 (3) 61-106 (2001)
http://www.rgardner.com/refs/ar8.html

Referenties uit het hoofdartikel, hier geciteerd:

34. Clawar, SS and Rivlin, BV: Children Held Hostage: Dealing with Programmed and Brainwashed Children. Chicago, Illinois, American Bar Association, 1991.

35. Dunne, J and Hedrick, M: The parental alienation syndrome: an analysis of sixteen selected cases. Journal of Divorce and Remarriage 1994; 21 (3/4): 21-38.

36. Lampel, A: Post-divorce therapy with high conflict families. The independent Practitioner, Bulletin of the Division of Psychologists in Independent Practice, Division 42 of the American Psychological Association 1986; 6(3): 22-26.

Verdere opmerkingen uit het hoofdartikel:
Bij verreweg de meeste zaken werd overdracht van de zorg aanbevolen, met aldus de bovengenoemde succeskans.
In geval 71 werkte deling van de zorg en een vermaning effectief.
In gevallen 58-59 werd dwang opgelegd om tot omgang te komen, hetgeen tot succes leidde.
Evenzo in gevallen 92-93, waar het aanvankelijke achterwege laten van dwang geen enkel effect boekte.

home